In verre landen waar het daglicht vervaagt, Een kleintje, ver van huis hebben ze geplaatst, Met een hart dat bonst, met glazige ogen, Mijn kind, uithuisgeplaats en bang. De zachte gloed van de maan, hun enige gids, Door dromen van thuis, verlangen ze ernaar zich te verbergen, Maar kracht in hen, diep van binnen, Mijn kind, uithuisgeplaats en bang. De wind fluistert verhalen over liefde, Van hoop die bloeit als bloemen daarboven, Harten eraan herinnerend dat er geen breuk is, Mijn kind, uithuisgeplaats en bang. Voor elke traan vliegt een ster op, Verloren zielen begeleidend door de donkerste nacht, Totdat thuiskomt en de angst afneemt, Mijn kind, uithuisgeplaats en bang. Dus houd je vast, mijn kleintje, Aan dromen van thuis, onder de ondergaande zon, Want hoewel je ver bent, ben ik niet weg, Mijn kind, uithuisgeplaats en bang.
Reactie plaatsen
Reacties